Handelsplatformen zoals CAST bewijzen al eeuwenlang hun nut. De Romeinen kenden bijvoorbeeld collegia. Dit waren verenigingen met leden die hetzelfde beroep deelden en als doel het behalen van gezamenlijk voordeel hadden. Het meest tot de verbeelding spreken waarschijnlijk de Middeleeuwse gilden. In vrijwel iedere stad in Nederland waren beroepsgenoten eeuwenlang verenigd in een gilde tot Lodewijk Napoleon in 1808 een definitieve punt achter de gilden zette.
Verenigd in Ambacht: CAST vs. Middeleeuwse Gilden
De ontstaansgeschiedenis van de gilden is nauw verbonden met de opkomst van steden in de middeleeuwen. Voor koop- en ambachtslieden was het wonen in een stad aantrekkelijk omdat er week- en jaarmarkten gehouden werden. Een gilde kan omschreven worden als een groep ambachtslieden die met toestemming van een overheid (stad, landsheer of rijk) de uitoefening van een ambacht reguleren ten aanzien van producent, consument en algemeen welzijn. Behalve voor de bedrijfsmatige kant voorzagen de gilden ook in een soort collectieve verzekering, waardoor gilden broeders en hun gezinnen konden rekenen op steun bij ziekte of na het overlijden van het gilde lid.
Concurrentie buiten de stadsmuren
Binnen de muren van de steden waren ambachtslieden verplicht om zich aan te sluiten bij het gilde dat de regie voerde over dat ambacht. De gilden reguleerden de handel binnen de stadsmuren en hielden zodoende de concurrentie buiten. Er werd toegezien op de kwaliteit van de producten en bij overtreding van de regels kon een gilde lid beboet of geroyeerd worden. Gildeleden waren dus grotendeels beschermt tegen concurrentie van buiten de eigen stadsmuren waardoor ze hun producten voor goede prijzen konden verkopen. De gilden genereerden zelf inkomsten uit entree gelden maar boetes die aan gildebroeders werden opgelegd vanwege het overtreden van de gilde regels brachten geld op.
Kennis en vakmanschap
Een belangrijke functie van de gildes was het waarborgen van kennis en vakmanschap. Als men bijvoorbeeld een bepaald ambacht wilde leren, moest men in de leer bij een meester die lid was van het betreffende gilde. De meester was verplicht zijn leerling alles te leren wat hij zelf beheerste. Na enkele jaren kon de leerling, mits hij voldoende vorderingen had gemaakt, gezel worden en toetreden tot het gilde. Na nog enkele jaren voor de meester gewerkt te hebben, het afleggen van een meesterproef én het betalen van entreegelden kon de nieuwe ambachtsman zelf als meester aan de slag. Vrouwen werden zelden toegelaten tot een gilde, enkele uitzonderingen na gelaten, en werden al zeker nooit meester.
Crispinus en Crispinianus
Gilden ontfermden zich ook over het welzijn van leden en hun gezinnen. Zo kon er aanspraak gemaakt worden op een uitkering bij ziekte of op financiële bijstand voor het gezin van een overleden gildebroeder. Dit was een belangrijk aspect omdat er namelijk nog geen sociaal vangnet vanuit overheden bestond. Zodoende moest men bij arbeidsongeschiktheid vaak bedelen om in het levensonderhoud te voorzien.
In de middeleeuwen speelde religie een fikse rol in het leven van alledag en dus ook in dat van de gilden. Ieder gilde had een eigen patroonheilige waar een altaar voor werd opgericht in één van de kerken in de stad. Voor leerlooiers, schoenen- en laarzenmakers kennen we zelfs twee patroonheiligen: Sint Crispinus en Sint Crispinianus. De naamdag van deze heiligen wordt nog altijd op 25 oktober herdacht.
Gebrek aan innovatie; het doodvonnis voor het gilden systeem
De gilden hadden een enorme maatschappelijke, en vaak ook politieke, invloed die verder reikte dan de leden van het gilde. Regels waren strikt en bleven eeuwenlang ongewijzigd. Prijsafspraken golden bijvoorbeeld voor ieder gilde lid en konden alleen collectief aangepast worden. Boeren en ambachtslieden uit de buitengebieden die hun schamele loon probeerden aan te vullen met goedkopere, zelfgemaakte schoenen en lederwaren waren alleen welkom op de week- en jaarmarkten die binnen de stadsmuren georganiseerd werden. Daarmee waren wel de concurrentiepositie van de gildebroeders en de kwaliteit van de producten beschermd maar was er tegelijkertijd ook nauwelijks ruimte voor innovatie. En juist dat laatste bleek na honderden jaren de aanzet tot het definitieve einde van het gilden systeem.
Kwaliteit, samen optrekken en innovatie als sleutelwoorden
Kort samengevat: terugkijkend kunnen we concluderen dat CAST anno 2024 nog veel normen en waarden van de middeleeuwse gilden in ere houdt. CAST maakt zich hard voor kennis, scholing en vakmanschap. Als brancheorganisatie brengt CAST aangesloten bedrijven met hun klanten samen in één gebouw en kwaliteit staat hoog in het vaandel. Daarentegen ziet het Handelsplatform voor Schoenen, Sport en Mode wel het grote belang van innovatie. Samen met de belangen van de aangesloten partijen en het gezamenlijk optrekken is dat het sleutelwoord in het heden en voor de toekomst van CAST.
Over de auteur:
Inge Specht was ruim 25 jaar werkzaam als conservator en museum coördinator bij het voormalige Nederlands Leder en Schoenen Museum, het huidige Schoenenkwartier. Medio 2023 richtte ze Taxatie en Adviesbureau Waardevol d’Ing op. Ze taxeert naast historische schoenen, tassen en lederwaren ook bedrijfscollecties, schrijft, adviseert op het gebied van passieve conservering en herstelt en verkoopt vintage producten.